Mergelland schapen op de Bemelerberg en het Hoefijzer geven weer kleur aan de kalkgraslanden.

 home

 

    

De Bemelerberg is een betrekkelijk klein gebied met een grote verscheidenheid aan flora en fauna. Voor sommige plantensoorten is het de enige of de belangrijkste groeiplaats in Nederland. Vanaf de jaren ’30 tot 1975 hebben er geen beheerswerkzaamheden plaats gehad. In deze periode is het aanzien van de Bemelerberg erg veranderd; vergrassing,vervilting en bebossing waren het resultaat. De oorspronkelijke vegetatie begon te verdwijnen door  het inspoelend drijfmest en inwaaiend kunstmest van de landbouwindustrie van het hoger gelegen plateau. Door een goed beheer tracht het Limburgs Landschap, met de hulp van een kudde Mergelland schapen en de herders  Peer de Win en Evert van Acker, de natuurlijke rijkdom te vergroten en te behouden. Het Hoefijzer is een op het zuiden gericht kalkgrasland met overgangen naar heischrale vegetatie. Het is één van de eerste kalkgraslanden waarbij gebruik is gemaakt van Mergelland schapen voor het herstel ervan. Ook hier is ondertussen het oprukkend bos gedeeltelijk teruggedrongen en krijgt de specifieke flora en fauna weer een kans.

Zowel in het Hoefijzer als op de Bemelerberg tref je de beide vertegenwoordigers van het geslacht Platanthera aan, nl.; de welriekende nachtorchis en de bergnachtorchis, ze bloeien in juni. Als dan later op het jaar de schapen op deze terreinen grazen blijven de zaden van de orchideeën en allerlei andere planten aan de lange vachten kleven. Zo worden veel zaden verspreid over het gehele gebied. Momenteel loopt er een kudde van zo’n 140 Mergellanders in dit gebied. Door op de juiste tijdstippen te begrazen ( = extensieve begrazing ), worden er heel wat plantenresten afgevoerd ( = stikstof ) in vrij korte tijd. Hierdoor verschralen de kalkgraslanden en de kruidendiversiteit neemt toe.

Het totaal project Bemelerberg omvat ook nog de Schiepersberg en de Julianagroeve. Het Schiepersbergcomplex werd nog beweid tot 1933 met schapen. Na beëindiging van de begrazing veranderde het soortenrijke kalkgrasland al vlug in soortenarm struweel en bos. Vooral stekel-houtige soorten zoals meidoorn, sleedoorn en roos kregen de bovenhand. De ondergroei werd gedomineerd door de grote brandnetel, bramen en klimop. Hierdoor verdwenen orchideeën als de poppenorchis, de bijenorchis en de harlekijn. In de jaren zeventig werden door de natuurvriendenvereniging van Cadier en Keer de eerste beheerswerkzaamheden hervat. Men begon op de vervilte en verruigde restanten van de kalgraslanden de opmars van het struweel door selectief kappen tegen te gaan. Vanaf 1988 is het oorspronkelijk beheer in de vorm van begrazing door Mergelland schapen weer hervat. De soortenrijkdom neemt ook weer toe op de Schiepersberg en in de Julianagroeve.  

     

Na 2000 kwam er een einde aan de trek van de kudde van de Bemelerberg naar de Vilterheide. De Vilterheide wordt tegenwoordig, tot grote spijt van velen, begraasd door Konikpaarden en runderen. Op de Vilterheide zou een trekkende kudde schapen onder begeleiding van een herder de beste oplossing zijn, maar het hier aan gekoppelde kostenplaatje ligt te hoog. Op de dag van vandaag begrazen de schapen van de Limburgs landschap ruim 32 ha, waarvan ongeveer 15 ha natuurgebied. De overige graslanden en parkeerweiden moeten verder verarmen. De doelstelling is dan ook het behoud van de  kalrijke graslanden met de daarbij horende flora.  

 

Een mooie periode in het jaar is zeker de lammertijd. Uniek voor Europa is het aflammeren in oude mergelgrotten of groeves. Hoogdrachtige schapen trekken zich vaak terug achteraan in de grotten en werpen in alle rust hun lammeren zonder enige hulp van buiten af. Het leven voor de lammetjes is vaak hard op de ‘ berg ‘. In de lammertijd zie je dan ook vaak Peer of Evert met een melkflesje rond lopen op de Bemelerberg om de zwakste lammetjes een beetje bij te voeren.

 

De Bemelerberg heeft naast een rijke flora ook een gevarieerde fauna. Talrijke broedvogels, roofvogels en gasten worden regelmatig gezien in het natuurreservaat. De torenvalk is een vaste bewoner, buizerd en sperwer zijn vaak geziene jagers. De steenuil broed in het gebied en de ransuil is een typische nachtelijke jager. In de braakballen van deze laatste tref je allerlei botjes aan van de vele kleine zoogdieren; muizen, wezel, mol e.a. die het gebied bevolken. Andere vogels als de tortelduif, grote bonte specht, kauw, tjiftjaf, tuinfluiter, houtduif, … zijn bewoners van Bemelen en omgeving. Als grote zoogdieren zie je de vos, de egel, de steenmarter, bunzing, wezel, … af en toe een ree en steeds vaker uiteraard de kudde Mergelland schapen. Ook de das heeft er zijn vaste verblijfplaats en doet zich in zomer te goed aan de afgevallen kersen in de parkeerweide. Als je dan bij avondschemer rustig de tijd neemt kan je de dassen observeren. Een unieke ervaring. Op de achtergrond hoor je geluid van ‘ het klungeltje ‘, de vroedmeesterpad. Het mannetje van deze pad sleept de eitjes in snoeren mee op zijn rug. Bij het uitkomen dropt hij de larven in de talrijke poelen. Het is net alsof de schapen hier met belletjes om de hals lopen in de kalgraslanden. Vele vleermuissoorten waaronder; baardvleermuis, franjestaart, watervleermuis, … slapen en overwinteren hoofdzakelijk in de Cluysberg. Het insecten leven op de Bemelerberg is al even boeiend. Er bestaat een publicatie van het Natuurhistorisch genootschap in Limburg over al de voorkomende levende wezens en planten op en rond het Bemelerbergcomplex. De aanpak van het beheer van de Bemelerberg heeft vele natuurbeherende instanties in binnen en buitenland er toe bewogen om kalkgraslanden te gaan begrazen met Mergelland schapen. Het is mede dank zij de nooit aflatende inzet van bioloog Drs. Henk Hilligers dat er meer Mergellanders ingezet werden in deze kalkrijke natuurreservaten, zoals in Rouen ( Fr. ), La Calestienne, Montagne St Pierre en de Viroinvallei ( B. ), e.a.

 

home terug